In maart 2013 liep ik alleen door een Amsterdams park. Zondagmiddag, de altijd lastige zondagmiddag. En ik dacht: hoe kan dit toch, dat ik hier weer alleen wandel? En op dat moment wist ik plots: ik kan niet de enige zijn die dit heeft, dat je net te vaak alleen bent. Dus, ik moet op zoek naar vrienden. En dat moet ik! En ik besloot het Parool een mail te sturen met het voorstel om daarover een stuk te schrijven: vrienden maken in Amsterdam. Het eerste deel kun je hier lezen, deel twee is hier te lezen.

Enquete
Een dag later zet ik op Facebook een enquête over vriendschap in Amsterdam. Mijn vraag is: ‘Hoe tevreden ben je over je sociale netwerk?’ De resultaten (26 respondenten) vallen me tegen. Het merendeel reageert: ‘Zeer tevreden. Genoeg mensen in de buurt!’ ‘Erg tevreden, ik ken schitterende mensen bij wie ik terecht kan!’ en ‘Mischa’ schrijft dat zij op haar verjaardag veertig vrienden verwacht en daar trots op is. Alleen Yvonne kan mij een beetje troosten. Zij schrijft: ‘Laatst wilde ik na een dag hard buffelen iets afspreken en niemand kon. Toen heb ik thuis een fles wijn leeg gezopen.’

Volgende activiteit. Ik ging naar de introductieborrel van de club Nieuwe Mensen Leren Kennen. Ik neem me voor wat vrijblijvend te snuffelen. Wat kan er misgaan? Met bonzend hart loop ik het café in de Jordaan binnen en daar sta ik dan. De introductieborrel. Omgeven door andere mensen die ook Nieuwe Mensen Willen Leren Kennen. Dat is wat ons verbindt. We zijn eenzaam. We kijken elkaar onzeker en schaapachtig aan en er worden links en rechts wat slappe handjes geschud. Ik heb me nog nooit zo treurig gevoeld.

Maar waarom eigenlijk? Het is toch hartstikke levenslustig om nieuwe mensen te leren kennen? Het is toch goed om je open te stellen?

Toch wil dat idee niet echt postvatten in mijn hoofd. Ik denk één ding: ik sta hier met andere sukkels, die te lelijk zijn voor een normale vriendschap. Of te debiel. Of te contactgestoord. Ik twijfel of ik het pand grommend zal verlaten, maar nee, ik blijf. Gloeiende, gloeiende. Ik bestel een biertje en in de uren die volgen heb ik goedbedoelde gesprekjes, met mannen en vrouwen waar ik weinig klik mee heb. Ze zijn echt lief, hoor, maar ik mis coolness. Teleurgesteld fiets ik door de Jordaan naar huis. Ik kom langs Proust en Thijssen, waar drommen mensen met elkaar staan te drinken en te lachen. Ik trap door en vervloek mezelf. Waarom niet gewoon even daar een biertje doen? De meeste mensen hebben toch best zin in een praatje?

Een crashvriend
Waar vind ik die plek waar ik altijd direct terecht kan met mijn verhaal, met mijn dagelijkse sores? Want dáár ben ik naar op zoek. Een crashvriend.

In Amsterdam heb ik één zogenaamde crashvriend, D. Hem kan ik zo bellen voor koffie, om even te crashen dus. Dan heb ik ook nog een andere enthousiaste vriendin, maar die heeft een relatie. Wordt al minder spontaan. Daarnaast heb ik nog een emmer vol buren. En misschien wel meer dan vijftig kennissen.

Het specifieke kenmerk van een crashvriend is dat je spontaan kunt aanwaaien. Spontaan is daarin het sleutelwoord. Dat lijkt mij heerlijk. Dat wil ik. Dat je maximaal een kwartier hoeft te fietsen. Ach, wat: ik wil drie straten verderop al kunnen crashen. En dat het bakkie koffie dan uitloopt op een paar biertjes omdat je spontaan en diepzinnig over vrouwen en de zin van het leven en Ajax komt te kletsen. Dat kan met vriend D., maar daar wil ik er dus meer van. (Vriend D. heeft daarnaast een opvallend genereuze kant, heel sympathiek, want eigenlijk vindt hij Ajax niet zo boeiend, maar toch praat hij mee. Kijk, dat is vriendschap.) Een crashvriend dus. Diepzinnige en openhartige gesprekken (over de ware aard van de mensen en hun motieven) doorspekt met versgebakken zelfinzichten en een snufje vrouwenupdates, gekruid met wetenswaardigheden over de nieuwste films en theater met als toetje gelul over Frank de Boer en z’n team. Dat is het wensenpakket.

Ik besluit een psycholoog, Jitske Zengerink, te raadplegen over mijn zoektocht. Ik vraag me af of er iets met Amsterdam is, wat vriendschappen sluiten zo pittig maakt. Wat treft zij in haar praktijk?

Ideaal
“Wat je ziet in de snelle mooie stad, is dat mensen gevoelig zijn voor een ideaalplaatje. Mooie baan, mooi huis, genoeg geld, veel vrienden met wie je van alles onderneemt, een relatie, kinderen. Het lijkt door de sociale media en de hotspots wel alsof iedereen het wel heeft en jij niet. Dat kan een gevoel van eenzaamheid geven. Terwijl het maar de buitenkant is waar je naar kijkt. Bovendien hoeft dat perfecte plaatje niet jouw eigen plaatje te zijn.”

Ik denk na over de woorden van Jitske. Die gaan over mij. Mensen die iets minder hip overkomen en niet direct in de creatieve hoek zitten, daar sluit ik mijn hart voor. Niet interessant.

Wat Jitske vertelt over de zoektocht naar het perfecte plaatje doet mij denken aan de ideeën van de psycholoog Ingeborg Bosch. Bosch schrijft over hoe wij ons door allerlei gedrag afwenden van pijn uit onze jeugd. Ze schrijft en spreekt over het hunkeren. Hunkeren naar geld, seks, een hele hoop perfecte vrienden en een topcarrière. En het verkrijgen van die perfectie is ook nog eens doordrongen van een urgentie alsof ons leven ervan afhangt.

Die urgentie, die herken ik ook in mijn zoektocht. Ik ben op zoek naar een perfect plaatje.

Daarnaast weet ik dat ik nog wel eens last heb van een ander fenomeen: als iemand mij niet terug appt of belt, trek ik verdomde snel conclusies. Conclusies als: ze willen me niet. Ik heb vast iets verkeerds gezegd. Ze vinden me een zeur. In negen van de tien gevallen blijkt dat ik er in mijn conclusie compleet naast zit. Mensen vinden het leuk als ik er ben.

Ik wil absoluut nog een derde poging wagen. Ik plaats een bericht op Twitter: ‘Ik ben het alleen eten een beetje zat, wie wil er eens voor mij koken?’

Ik kreeg een bericht van Joël. Hij wil wel voor mij koken. Mijn eerste reflex is om te schrijven dat het een geintje is, mijn tweet, maar ik besluit op de uitnodiging in te gaan. Ook al lees ik in zijn Twitterbio dat Joël deelraadslid is van de VVD en van foie gras houdt. Zelfs deze imperfecties neem ik op de koop toe. Foie gras? En eten bij een VVD’er? VVD’ers zijn toch verschrikkelijk?

Marinade
Op een zondagavond ben ik welkom. Joël gaat lam maken. De avond ervoor, zo twitterde hij, lag het lam al in de marinade. Heerlijk.

Aangekomen bij zijn appartement zie ik Joël al op het balkon staan. Met z’n vriend. Wat?! Vriend? Dat stond niet in z’n Twitterbio! Ga ik eten bij een homostel? Ja, dus. Get over it, niet zeiken. Maak contact. Zolang ze je niet willen marineren, is er niets aan de hand. Hup! Boven geef ik ze een hand, steek een sigaret op en Joël verzoekt me op het balkon te roken. Tuurlijk. Geen probleem.

Of het afgezien daarvan een leuke avond is? Ja. Absoluut. De lam is voortreffelijk, de wijn vloeit rijkelijk, Joël en z’n vriend zijn aardig en de gesprekken zijn amusant.

Trots op deze actie kom ik die avond thuis. Of dit het begin van een nieuwe vriendschap is? Het is in elk geval een voorzichtig bewijs van dat wat ik even vergeten was: er zijn echt wel mensen die openstaan voor contact. Zelfs ambitieuze, hoogopgeleide Amsterdammers.

Daarnaast heb ik besloten de banden aan te halen met een goede kennis. Ik heb al een paar keer gebeld en hij belt niet terug, maar ik laat me niet gek maken. Ik spreek ’m binnenkort, beloofd.

 

No comment yet, add your voice below!


Add a Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Comment *
Name *
Email *
Website


Geen zorgen; ik vind spam ook niet zo fijn. Jouw gegevens deel ik niet. Mag ook niet. Zo. Duidelijk.

Veel gelezen blogs:

Hier tekst.